Perished
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.



 
IndexHomepageLaatste afbeeldingenRegistrerenInloggen

Deel

Vandraren (De zwerver)

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Ga naar beneden
AuteurBericht
Týr

Týr


Character
Geslacht: Mannelijk
Leeftijd: 25
Remission: Neutral

Vandraren (De zwerver) Empty
BerichtOnderwerp: Vandraren (De zwerver) Vandraren (De zwerver) Emptydi aug 06, 2013 6:28 am

I. Oogster der dromen.

Twee jonge mannen liepen door een bos aan de voet van een hoge berg, terugkerend van een veldslag. Hun zwaarden zaten onder het bloed en hun schilden waren versplinterd. Zelf hadden ze ondiepe snijwonden op hun gezicht en lichaamsdelen die niet bedekt waren met maliënkolder. De wonden op hun armen waren bedekt met afgescheurde kledingstukken van gevallen vijanden. De ene man had blond lang haar en een volle baard. Hij was sterk gebouwd en groter dan een normaal mens zou zijn. Zijn naam was Thorin. De andere had even lang bruin haar, maar was magerder en minder gespierd. Hij droeg de naam Tyr. Thorin zat luid op te scheppen tegen Tyr over het feit dat hij drie meer hoofden heeft kunnen inslaan dan Tyr.
''Vrouwen tellen niet, Thorin.'' zei Tyr terug. ''Of wil je me zeggen dat die ene die letterlijk in zijn broek plaste een man was?'' Thorin barstte in lachen uit.
''Als we terug in ons kamp zijn trakteer ik jouw op een fles mede voor die grap.'' zei Thorin toen hij gedaan was met lachen.
''Mooi. Ik hoop dat ze deze keer echte mede hebben. Laatst gaf er iemand mij een bier in blik en zei dat het mede was.''
''Je meent het? Waw, ik zou hem zoveel mede laten drinken totdat hij het verschil tussen bier en mede kent.''  Tyr grinnikte. ''Had ik bijna gedaan.''

Wat de twee vrienden niet doorhadden dat hun luid gelach de aandacht trok van een andere groep mensen. Menselijk kon je ze niet noemen. Ze liepen als apen en hadden oorlogtattoo's over hun hele lichaam. Vergeleken met hen waren Thorin en Tyr zeer nette mensen. Ze slopen rond hen en eens ze omsingeld waren lieten ze allemaal tegelijkertijd een luide oorlogskreet horen. Thorin en Tyr trokken hun zwaarden en gingen rug tegen rug staan.
''Waar denk je dat dat vandaan kwam?'' vroeg Tyr geschrokken.
''Het leek van alle richtingen tegelijkertijd te komen. Ik denk dat we omsingeld zijn.''
''Omsingeld?!'' Vanuit de bomen en struiken kwamen de vreemde mensen als spinnen, gewapend met moderne machete's, en stalen bogen met stalen pijlen.
''Dacht ik het niet.'' gromde Thorin. ''Tegen vanavond hebben we nog meer liederen om te zingen aan ons kampvuur.'' De wildemannen vielen aan, ze waren slecht getraind, maar in aantallen waren ze groter. Hun machetes waren versleten en de boogschutters konden niet goed mikken, Tyr hoefde alleen een wildeman tegen de neus te slaan met zijn vrije arm en hem in de vuurlinie te duwen zodat hij door een pijl van zijn eigen kameraad doorboord werd. Uiteindelijk beseften ze dat ze zichzelf in de dood wierpen en besloten ze te vluchten.
''Dat is juist, rennen jullie!'' schreeuwde Tyr. ''Dit is wat er gebeurt wanneer jullie de verkeerde mensen aanvallen! Toch, Thorin?'' Thorin antwoordde niet, hij lag op de grond tussen de lichamen van verschillende wildemannen, doorboord met verschillende pijlen in zijn borst.
''THORIN!'' brulde Tyr uit. Hij was niet dood, maar leefde nauwelijks. Er droop bloed uit zijn mond.
''Tyr...'' zei hij zwakjes. ''Blijken ze.. met meer te zijn dan we dachten, eh?''
''Thorin, je kunt hier dooreen komen. Ik kan je dragen tot het kamp ik..''
''Nee,'' onderbrak Thorin hem. ''Ik ga naar mijn voorouders in Valhalla. Tyr, als jouw tijd gekomen is.. je zult me vinden aan de bar.'' Thorin's ogen vielen dicht en zijn zware ademhaling viel weg. Hij was slechts een herinnering nu.

Tyr had Thorins lichaam in een handgegraven graf gelegd, met wapens van zijn vijanden rond hem heen, als teken van zijn glorieuze dood. Enkel zijn zwaard had hij niet met hem begraven. Tyrs besluit stond vast, met zijn eigen zwaard in de ene en Thorins zwaard in de andere ging hij de sporen van de wildemannen volgen en wraak nemen voor wat ze hadden gedaan. Nog één laatste keer zou het schitteren in gevecht. En als hij het geluk zou hebben dat hij levend van hun schuilplaats kwam zou hij het terug brengen naar Thorin. Al was er een kleine kans voor een terugkomst, het liefste zou hij net zoals Thorin vallen en samen met hem naar Valhalla gaan. Hij is samen met hem opgegroeid, alle avonturen heeft hij met Thorin gemaakt. Als hij naar de glorieuze hallen van Valhalla in Asgaard ging, om feest te vieren met zijn voorouders en Thor, ging hij dit zeker niet alleen doen. ''Ik volg je tot na de dood zelf, Thorin. Jij zou het ook voor mij gedaan hebben.'' zei hij met zijn hand op zijn borst. Tyr had geen idee hoe lang hij staarde naar zijn gezicht, dat zelfs dood zo vriendelijk leek. ''Tot straks.'' fluisterde hij uiteindelijk en hij gooide de berg aarde over hem heen. De lijken van de gevallen wildemannen liet hij liggen zoals ze waren gevallen. Waarschijnlijk zou een wolf ze opeten. Tyr greep zijn zwaard en die van Thorin en begon aan zijn laatste achtervolging.


I have awaken the darkness
Taste the fear! Taste the pain!
I am the one who seeks vengeance

Into the darkness we fly
Into the shadows they hide
Into the darkness we fly
They will never survive, they´ll die
Oh they will die!

De sporen van de wildemannen waren gemakkelijk te volgen, ze hadden zo'n haast dat ze alle takken hadden gekraakt, en sommigen waren gewond zodat ze een bloedspoor achterlieten. Het leidde helemaal tot een grot in de bergen. Dat moest hun schuilplaats zijn. Tyr ging bij de houten deur staan en kon stemmen horen. ''Zoveel voor een mooie jacht. Dertien mannen zijn we vandaag verloren. Dertien! En ze beweren dat dit allemaal gebeurd is door twee langharige idioten. Onmogelijk gewoon. Het moet een heel leger geweest zijn. We kunnen maar beter onze verdedigingen versterken.'' De wildeman had zijn zin nauwelijks afgemaakt toen Tyr met één schop de deur intrapte. De twee mannen keken hem angstig aan. ''Je langharige idioot zegt goeiendag.'' gromde Tyr laag, in een toon die hij nooit eerder had gebruikte. Ze hadden niet eens de tijd om alarm te schreeuwen. Tyr liep naar ze en stak ze beiden tegelijkertijd neer met beide zwaarden. Toen hij opkeek zag hij dat de grot enorm was en er minstens vijftig mensen in leefden. Niet alleen mannen, maar ook vrouwen en kinderen. En toen begon Tyrs woede zijn geheugen te overspoelen. Hij wou de wildemannen pijn doen, en dit kon hij het beste doen door hun dierbaren van hen af te nemen, net zoals ze Thorin hadden vermoord. Hij voelde zijn woede als een vergif door zijn aderen stromen. Nog even en hij zou niets meer voelen. Het zou hem niets verbazen zouden de mensen zijn luide hartkloppingen horen, dat zijn vergiftigd bloed alleen maar verder door de aderen pompte. Tyr rende brullend naar de vrouwen en kinderen, en liet niemand in leven.

Pas toen de laatste persoon viel kwamen de mannen binnen die de kreten en het gehuil gehoord hadden. Minstens dertig man stond voor hem, en hij had ongeveer al hun families verscheurd. De eerste seconde keken ze geschokt naar de lichamen van hun geliefden, en toen naar Tyr die bedekt was onder het bloed en grijnsde.
''DIT is hoe het voelt om jullie levens verscheurd te zien.'' brulde hij, buiten zichzelf. De meeste wildemannen hoorden niet eens wat hij zei. Ze brulden, ontblootten hun machetes, dolken en bijlen en stormden allemaal op hem af. Vanaf het moment dat hij Thorin op de grond zag liggen wist Tyr dat hij nooit meer zou terugkeren naar het kamp, dat hij nooit meer met Thorin grappen zou maken over slechte mede en de anderen niet meer zou terugzien. Hij hakte er twee neer voor zijn linkerhand van zijn pols werd gehakt en Thorins zwaard met zijn hand vertrappeld werd. Het deerde hem niet eens. Met zijn rechterhand hakte hij nog drie andere wildemannen neer voor zijn knieholte werd doorboord en Tyr op zijn knieën zakte. Het laatste wat hij voelde waren tientallen lemmeten die door zijn lichaam boorde en alles donker werd. Eindelijk zou hij Thorin terug zien...

Tyr lag op een koude, natte steen. Het voelde helemaal niet aan zoals de stenen in de grotten, en er hing angst in de lucht. Dit kon Valhalla, noch de diepten van Niflheim zijn. Pas toen Tyr zijn ogen opende besefte hij dat hij in een soort ondergrondse kerker zat. Er was geen enkele lichtbron, dus hij kon niet zien hoe groot deze kerker zou zijn. Hoe langer hij rondkeek, hoe meer hij ontdekte: zijn linkerhand was opnieuw intact, en al zijn steekwonden waren weg. Het viel hem ook op dat hij gekleed was in linnen vodden. Wat was er gebeurd met zijn zwaard en maliënkolder? Na een minuut of twee waren zijn ogen gewend aan het donker en leek het hem veilig genoeg om op te staan. Vanaf het moment dat hij met zijn blote voeten op de grond stond ontbrandden er overal toortsen en werd het opeens licht in de kerker. Het plafond en de muren leken meters en meters ver weg te zijn en achter hem was er een put waarvan je de bodem niet kon zien. Tyr schrok van deze plotse lichtinval en viel opnieuw op zijn knieën. Een gedaante die niet te onderscheiden was ging voor hem staan. Het voelde niet eens menselijk aan.
''Waar heb je me heengebracht?'' kon Tyr eruit brengen.
''Jij bent verantwoordelijk voor de moord op tientallen onschuldige vrouwen en kinderen?'' klonk er. De stem klonk zowel sissend hoog, als bedreigend laag. Alsof er honderden stemmen tegelijkertijd spraken en hem beschuldigden.
''Ja, maar-'' de stemmen lieten hem niet uitspreken.
''Dan ben je in mijn ogen slechts een moordenaar, een moordenaar die het verdient om een naleven van pijn te krijgen.''
''Nee! Je begrijpt het niet, ze hebben mijn vriend Thori-''
''ZWIJG jij dwaze sterveling!'' klonk er zo luid dat er tientallen echo's klonken.
Zelfs als Tyr nog verder wou praten, kon hij dit niet meer: hij voelde een vreemd stroppend gevoel in zijn keel waardoor hij geen geluidje meer kon uitbrengen.
De gedaante keek hem dreigend aan, die blik bleek dwars door Tyrs hele lichaam te boren.
''Jouw ziel is... verdoemt!''
Tyr kon alleen maar zijn mond openen van afschuw toen er tientallen witte, dode handen hem bij zijn haren en vodden naar de diepe put sleepten. Een put die zou leiden naar de diepten waar alleen maar pijn en angst bestond...


Pay, you must pay
You must pay for your crimes against the earth.

Hex, feed the hex
Feed the hex on the country you love

And beg, you will beg
You will beg for their lives and their souls.

Yeah,
Burn, you will burn,
You will burn in hell, yeah you’ll burn in hell,
You’ll burn in hell, yeah you’ll burn in hell,
Burn in hell, yeah you'll burn in hell for your sins.

________________________________

II. Een gejaagde jager

Tyr schrok brullend wakker. Het was nog steeds nacht. Er liep zweet over zijn nek en hij rilde van angst. Even dacht hij dat er nog meer lijken om hem heen keken en dat hij ook één van deze oogloze gedaantes was. Maar dat was gewoon zijn verbeelding. Hij keek enkel naar lege velden, hij lag nog steeds op zijn slaapzak met zijn gewone kleren aan zonder gewond of gestorven geweest te zijn. Opgelucht ging Tyr languit liggen. Het was dus gewoon een vreemde nachtmerrie, al voelde hij vrij realistisch aan. Hij had het gevoel van wraak en de pijn werkelijk gevoeld. Enkel spijtig van die andere gast, Thorin. Hij zag er een betrouwbare, sterke jongeman uit. Achter hem klonken er opeens stemmen.
''Ik denk dat geroep van dat veld daar kwam.'' In een seconde verbrak Tyr zijn gedachten, sprong recht en begon alles ze snel mogelijk in te pakken. Hoe kon hij zo dwaas geweest zijn? Zijn gebrul kon je waarschijnlijk over twee kilometer ver horen. In de plaats van te liggen denken had hij beter direct alles ingepakt en 'm gesmeerd. Tyr knoopte zijn rugzak dicht en bevestigde die aan de schede van zijn zwaard, deed zijn leren botten aan en begon te rennen. Het kon zijn dat ze niet eens kwaadaardige bedoelingen hadden, maar je kon geen risico's nemen in deze wereld. Er klonken verschillende voetstappen achter hem nadat hij was begonnen met rennen. Ze hadden dus een achtervolging ingezet. Tyr wou een gracht overspringen, maar hij struikelde en viel pardoes in de modder tussen het lange gras. Zijn achtervolgers kwamen bij de gracht aan en schenen met hun zaklampen in de gracht. Doordat Tyr één en al modder was door zijn val en het gras hun zicht gedeeltelijk belemmerde, konden ze hem niet zien. Maar hoe lang zou het duren voordat er iemand in de gracht zou springen om hem te zoeken. Hij was klaar om de eerste voet of arm die te dichtbij kwam af te hakken. Een reiger redde echter zijn bescherming: hij streek neer een goeie tien meter verderop en maakte daardoor een zompige plons. De andere mensen schenen te denken dat hij daar aan het wegkruipen was, want ze renden naar het geluid als beesten op hun prooi. Tyr kon veilig uit de gracht kruipen, helemaal vol onder de modder, en zich uit de voeten maken. Hij hoorde een halve minuut later de reiger een kreet slaken gevolgd door een luide knal van een geweer.

De dageraad brak aan. Het ging echter flink regenen, in de plaats van het lichte ochtendblauw werd de hemel grijs. In de verte kon Tyr een abnormale donkergrijze wolk zien die (als de wind verder naar het oosten blies) zijn kant opkwam. Hij kon maar beter schuilen voordat de storm losbrak. Maar hoe uitgestrekt de velden ook waren, in de verste verte was er nergens een schuilplaats zoals een boerderijschuur te zien. Deze velden moesten toch van iemand zijn voor de apocalyps begon? Het beste wat hij kon doen was met de wind meelopen, dat de storm tenminste hem iets later zou inhalen. De eerste regendruppels begonnen te vallen. Het hart van de zware storm was nog steeds ver weg, maar deze druppels zouden tenminste de modder van zijn kledij en zijn haar spoelen voordat het zou aankoeken. Tyr kwam een verlaten landweggetje tegen waar ooit auto's reden. De afdrukken van moderne rubberen banden waren grotendeels verdwenen, maar er moesten hier tot vlak voor het einde nog auto's gereden hebben. Aan de horizon kon Tyr een groep bomen onderscheiden. En deze weg leidde er recht naartoe. Dit betekende dat er iemand ooit aan de rand van het bos gewoond zou hebben. Met nieuwe moed marcheerde Tyr op het pad naar de bomen. Hij zong voor zichzelf een lied in het oud-Zweeds over een eenzame man die een reis zonder bestemming maakt.

Vandraren har ingen stans att gå, när han kommit fram till slutet.
Månen färgar alla skuggor blå, han är ensam kvar där ute.
Långt där borta från en enslig gård, lyser värmen ut i natten.
Väcker hungern i hans frusna kropp, som har levt på luft och vatten.

Det gör ont, men gå ändå, du kan alltid vända om.
Det gör ont, men gå ända, du är här och kom hit som en vandrare.

Klockan ringer för en ensam själ, den har lånat röst av döden.
Vill den illa eller vill den väl, när den räknar våra öden.
Sluta tänka det är svårt ändå, du får ta en dag i taget.
Vandraren har ingen stans att gå, om han går vid sista slaget
.
Het pad leidde Tyr over bruggen die rivieren doorkruisten, weiden waar er ooit koeien graasden en maïsvelden met planten van twee meter hoog. En toen eindelijk, kwam hij aan bij een oude hoeve met een grote schuur. Tyr voelde er niet veel voor om in te breken in een willekeurig huis, zelfs al waren de eigenaars dood. Terreinen van doden binnenvallen is een vreselijke misdaad in Tyrs ogen, daarom besloot hij in de schuur te schuilen tot de storm over was. Net toen Tyr de schuur binnenstapte, brak de eerste donderslag los. Opgelucht liet hij zichzelf in het hooi vallen. Misschien zou hij maar eens een dutje doen, hij had vannacht vreselijk geslapen door zijn vreemde nachtmerrie. Zelfs nu uren nadat hij schreeuwend was wakker geworden in het kleine veldje kon hij nog steeds niets begrijpen wat er was gebeurd. Normaal zou hij zich niet om dromen druk maken. Maar deze voelde vrij realistisch aan en hij voelde een vreemde angst aan hem kauwen. Wat als dit hem echt te wachten stond eens zijn tijd gekomen was, in gevecht of ouderdom en niet het beloofde naleven met zijn voorouders? Tijd zou de waarheid wel uitwijzen. Er klonken opnieuw stemmen buiten, en tot Tyrs grote schrik waren het dezelfde stemmen die hij vanochtend had gehoord. De jagers hadden zijn modderige voetstappen gewoon gevolgd!

''Ugh, zoveel voor één man die we niet eens kennen. Ik ben volgens mij verkouden.'' mompelde er eentje.
''Hou je bek, Willem.'' zei de zwaarste stem.
Tyr had zijn zwaard gegrepen en naar de tweede verdieping van de schuur geslopen, waar er een ingegooid venster was. Het regende er wel binnen, maar Tyr kon ze eindelijk zien. Ze waren met drie. Eentje was mager en klein, de andere was molliger niet veel groter dan Willem, en de derde was massief en gespierd. Ze hadden alle drie een donkergroene mantel om en droegen een hoed. Ze hadden ook allemaal geweren en zaklampen. Er was geen twijfel dat dit dezelfde mensen die hem vanochtend hadden gevolgd. De grootste gespierde was duidelijk de leider van de kleine groep. Hij had een zware stem als een commandant van het leger.
''Hij is het bos ingevlucht. Jullie twee, doorzoek dat huis daar. Je zult er waarschijnlijk niets eetbaars vinden, maar dan zal ik tenminste van jullie gezaag af zijn totdat ik een praatje heb gehad met meneer wildeman. De twee andere mannen knikten en keken hoopvol naar zijn rugzak. ''Jullie willen eten? En dan de hele zak leegplunderen zeker? Mooi niet. Jullie krijgen en eten als ik terug ben. Misschien kan ik nog een mals beest in dit bos neerschieten.'' Hij plaatste twee kogels in zijn jachtgeweer en liep de bossen in. Tyr was zeer nieuwsgierig naar de reden waarom deze man hem kilometers had gevolgd en ging hem achterna, zelfs al onweerde het.

De grote jager had een hert gespot, niet zo ver van de schuur. Hij was zijn groep kwijt en wandelde bang van het onweer door het bos.
''Ik zal deze arme ziel eens verlossen, wat zal hij er smakelijk uitzien op mijn bord.'' mompelde de jager wreed. Hij richtte zijn geweer op het hoofd van het hert en legde zijn vinger op de trekker. Tyr had de hele tijd achter hem geslopen en zag wat hij van plan was met het nietsvermoedende hert. Hij voelde een woede voor de jager. Tyr had alleen gejaagd als het een keuze was tussen dit en hongersdood, maar hij had duidelijk nog een hele rugzak vol proviand en schoot gewoon het eerste dier dat hij zag neer. Hij pikte dit niet en liep uit zijn schuilplaats naar het hert en brulde luidkeels zodat het wegrende. Toen hij lachend naar de jager wou kijken en vragend waarom hij hem zo ver had gevolgd, zag hij dat hij zijn vinger nog niet van de trekker had gehaald. Hij richtte de loop op zijn gezicht. In een fractie van een seconde sprong Tyr opzij. Het leek alsof de twee kogels in slow-motion uit de dubbele loop werden geblazen. De ene zoefde hem rakelings voorbij maar de andere raakte hem in zijn rechterschouder. Tyr schreeuwde het uit van de pijn en viel op zijn knieën in het natte gras net zoals hij in zijn droom had gedaan voordat hij doorboord werd. De jager kwam lachend op hem af. Hij praatte tegen hem maar hij hoorde niet eens wat hij zei. Er zat een vreemd gegons in zijn oren.
''Je kunt niet eens Nederlands spreken, beest?'' zei de jager bruut. ''Sterf dan als een beest.''
Hij plaatste de dubbele loop tegen zijn voorhoofd en zijn vinger bewoog naar de trekker. Waarom zou hij tegenstribbelen? Hij voelde verlamd van de plotse pijn. Hij kon alleen maar de man met een diepe haat aankijken. Nog even en hij zou het antwoord weten, zijn beloofde naleven met zijn voorouders of de vreemde donkere kerker...
click

...Hij was vergeten zijn geweer te herladen! Op het moment dat Tyr dit doorhad hoorde hij een stem die verbaasd veel op die van de Thorin van zijn droom leek. ''Jouw tijd om te sterven is vandaag niet.''
Hij voelde opnieuw leven door zijn lijf heen spoelen. Hoop en moed vervaagde zijn pijn en hij kon terug staan. Alsof een poppenspeler met draadjes zijn arm bestuurde ging zijn arm naar zijn zwaard, en confronteerde hij de jager met zijn glimmende lemmet dat weerkaatste in een bliksemslag.
''Thor.. staat aan mijn zijde, jij zult vergaan, net zoals deze wereld vergaan is!''
Voor een moment was er angst in zijn ogen te zien, maar toen deed hij zijn hoed af haalde een grote dolk uit, die hij gebruikte om dieren te villen. Het bleek ook dat hij minstens even lang zwart haar als Tyr zelf had. Na een moment elkaar aan te kijken sloegen ze ter strijde. Tyr was normaal een behendig met zijn zwaard, maar hij moest zijn linkerhand gebruiken want zijn rechterschouder brandde nog steeds van de pijn. Ondanks dat wist hij nog steeds een paar lijpe steken af te weren. Het gevecht duurde lang maar uiteindelijk was het Tyr die een rake steek in zijn pols gaf en duwde verder zodat zijn hele arm in twee werd gespleten. De versierde dolk viel uit zijn hand. De jager keek Tyr verbaasd aan.
''Ik ben geen beest. Ik ben Tyr Asvaldson, zoon van Asvald Throrisson, afstammeling van Leif Ericson en Thorgils Leifson. Ga heen, zodat je geen lijden meer zult hebben en een verbetering van je bestaan kunt overwegen.''
Met beide handen drukte Tyr zijn zwaard in de keel van de jager. Hij maakte een gorgelend geluid en uiteindelijk verdween al het leven uit hem.

Nu zijn woede weg begon te ebben, voelde Tyr terug de pijn in zijn schouder. De kogel zat er nog steeds in. Dit zou hij wel in de schuur verzorgen. Zijn aandacht was meer op de rugzak van de dode jager gericht. Hij zat vol proviand en hij zou er weken mee kunnen voortdoen. Zijn eigen proviand begon namelijk op te graken. Net toen Tyr de hele inhoud van de zak in de zijne wou doen, hoorde hij stemmen van de andere twee mensen. Ze zochten naar hun leider. Het was duidelijk dat ze niet zelfstandig konden jagen, dus als hij deze zak meenam veroordeelde hij deze twee mensen tot een hongersdood. Een dood die niemand verdient. In hun hart waren ze geen slechte mensen. Dat was niemand, zelfs de grote jager die Tyr had verwond niet. Hij besloot slechts de helft van de rugzak te plunderen, en de andere helft voor de anderen te laten. Hopelijk zou het hen genoeg voederen totdat ze zelfstandig aan eten kunnen graken. Hij had ook de dolk gevonden die op de grond was gevallen. Misschien kon hij deze wel eens gebruiken. Tyr werd liever niet gezien door de anderen dus maakte hij zich snel uit te voeten. Al ging het niet zo snel als hij wou. Zijn wond bleef hem maar vertragen dus was kruipen de beste optie. Met iedere seconde werden zijn ledematen zwaarder en zwaarder, maar de schuur kwam in zicht. Nog even volhouden en hij was terug in de droogte. Hetzelfde hert dat Tyr had weggejaagd stond opeens voor hem. Hij keek naar de donkere ogen van het hert en hij voelde dat de rest ook donkerder werd. Hij verloor zijn bewustzijn...

III. Agalloch en Argaloch.
Hert keek toe hoe de langharige mens over de grond kroop. Hij was gewond: er liep bloed vanuit zijn schouder. Hert zou kunnen zweren dat hij voor hem gesprongen was toen een andere mens op hem wou schieten. Het leek eerst dat hij hem had weggejaagd omdat hij er gewoon was, maar toen klonk er een schot en had hij gezien hoe de mens op zijn knieën viel. Hert ging bij hem staan, om te zien of hij gewoon zou kijken of een poging doen om aan te vallen. De vreemdeling keek alleen maar naar Hert's ogen met een blik van pijn en viel bewusteloos neer. Mens of niet, hij had hem gered van die jager en hij verdiende het niet om hier te blijven liggen. Hij zou waarschijnlijk doodvriezen of doodbloedden. Hert probeerde tevergeefs om hem naar de schuur te slepen, maar hij was te zwaar voor hem alleen. Als de rest van zijn groep bij hem was, zouden ze hem samen kunnen helpen. Het enige probleem was dat Hert zijn groep was kwijtgespeeld toen de storm begon. Niet ver van Hert vonden de twee handlangers het lichaam van de jager. Ze waren diep geschokt door hem zo te vinden want ze zagen hem als een onoverwinnelijke leider. Tot hun grote verassing was zijn zak slechts halfleeg. Ze namen zijn zak mee trokken dieper de bossen in. Toen ze waren verdwenen kwam er een das uit de bossen naar het lichaam kijken. Hert was zo blij dat hij hem zag dat hij een luide kreet slaakte. Das was één van de dieren van zijn groep.
''Hert!'' zei Das blij. ''Je leeft nog, we dachten dat je dood was.''
''Ik heb een paar nipte ontsnappingen gehad, ja. Maar ik leef nog, dankzij deze mens daar?''
''Mens?'' zei Das verbaasd. ''Heb jij deze mens gedood, Hert?''
''Nee. Een andere mens heeft me gered en deze gedood, denk ik.''
Hert negeerde Das' angstige piep die ''Andere mens? Gered?'' betekende?
''We moeten hem naar die schuur krijgen.'' ging Hert door. ''Hij is gewond en als hij hier blijft liggen zal hij doodvriezen. Waar is de rest van de groep?''
''We hebben een grote holte onder een boom gevonden. Daar hebben we even halt gehouden om onze gewonden te verzorgen.''
''Gewonden?''
''Er zijn zware takken op verschillende dieren gevallen, en van Reiger hebben we nog steeds niet gehoord sinds zijn verdwijning in de ochtend.'' zei Das.
''Reiger is nog steeds zoek? Goden help hem.'' zei Hert geschrokken.
''Wel, tenminste hebben wij jouw terug gevonden. Je vrouw en je broer waren doodsbang dat je dood was. Laten we naar de boom gaan. Dan kunnen we misschien terugkeren naar hier om je vriend hier te helpen.'' stelde Das hem gerust.
''Ja... Is goed, ja.''

De donderstorm klaarde eindelijk op en de stortvloed werden terug lichte regendruppels. De zon was nog altijd niet zichtbaar tussen de grijze wolken, maar het was wel een grote vooruitgang. Over de velden liepen Hert en Das zo snel mogelijk (Op Das' sprintsnelheid, Hert liep trager om Das bij te houden) naar een heuvel waar een gigantische oude boom stond. De heuvel was door een aardbeving gespleten waardoor er een gigantische holte tussen de grote wortels was ontstaan. Een groep reizende dieren had daar een tijdelijke schuilplaats van gemaakt. Deze groep bestond (met Das en Hert, en zonder Reiger) uit 17 dieren. Kerkuil, drie Veldmuizen, vier Hazen, twee Zwanen, Zwaluw, Egel en haar jongen, Vos en Hert's partner en broer. Hert's partner was de eerste die van de boomwortels op zijn man aan kwam sprinten.
''Hert! Oh, Hert je leeft nog. Ik ben zo opgelucht. Ik dacht dat je dood was.''
De andere dieren kwamen nu ook naar Hert af om te zien of hij werkelijk nog steeds in levende lijve was. Iedereen, behalve Hert's broer. Hij mocht Hert niet en was jaloers op zijn leiderschap over de groep. Ooit was hij een vriendelijk dier, iedereen mocht hem en hij was gelukkig met zijn leventje zoals het was. Totdat de apocalyps kwam, en iedereen waarvan hij van hield, behalve zijn broer, stierf. Eerst kon hij met Hert optrekken, maar toen verkozen de dieren hem tot leider. Ze waren toen met een heleboel meer dan nu. Een groot deel was doodgeschoten door mensen, doodgevroren in de winter of gewoon spoorloos verdwenen. Hert's broer beschuldigde Hert ervan dat hij geen goeie leider was. Maar de rest van het gezelschap ging niet akkoord met deze beschuldiging en dan zij hij afdruipen en afstand nemen van de rest.
''En dan noemen ze mij sluw.'' zou Vos zeggen tegen Hert terwijl ze toekijken hoe zijn broer chagrijnig tegen een boom zat te barken.

''Ik hoorde van Das dat er gewonden waren. Wie is er gewond en hoe erg zijn ze?'' vroeg Hert.
''Mevrouw Zwaan heeft haar vleugel verstuikt, maar ze kan zoals je ziet nog lopen. En één van de Hazen heeft een gekneusde achterpoot. Maar beiden komen er bovenop, en Das kan Haas wel dragen.'' vertelde Kerkuil.
Hert was opgelucht, hij had dodelijke verwondingen verwacht.
''...Maar van Reiger ontbreekt er elk spoor.'' zei Kerkuil triest.
''Er zijn jagers op deze velden, dus ik heb niet veel hoop meer voor hem.'' zei Hert ernstig. ''We moeten ons concentreren op zielen die nog steeds gered kunnen worden. Een mens heeft voorkomen dat ik werd neergeschoten door een jager, tegen een vreselijke prijs. Hij is zelf geraakt en ligt op dit moment te bloedden in dat bos daarginds.''
''Een mens?'' zei Vos verbaasd. ''Ben je dat zeker, Hert? Mensen zijn verraderlijk. Dat hebben we nu toch al genoeg gezien tijdens onze reis. Denk aan Pauw, Duif-''
''Ik weet dat mensen anderen van ons hebben genomen, Vos. Maar sinds jouw ontmoeting heb ik iets geleerd. Je hebt slechte vossen, alleen maar bereid om hun eigen hagje te reden en vossen zoals jij. Waarom zou dit niet voor mensen gaan?''
Er klonk instemmend gemompel.
''Denk je dat we hem moeten helpen, Hert?'' vroeg Zwaluw.
''Ja.'' zei Hert vastberaden.
Zijn broer was echter niet zo snel overtuigd.
''Komaan nu. Eerst verneder je je soort door met deze kleine hulpeloze mormels aan te pappen en nu wil je een mens helpen? Ben je je verstand verloren? Wat als hij net zoals de anderen is.'' gromde hij vals. ''Haas, had jij geen voorouder die is neergeschoten door mensen?''
''Je bedoelt Hazel? Dat is een hele lange tijd geleden. Maar hij heeft het overleeft!''
''Dat betekent niets voor die persoon die Hert heeft gered!'' piepte Veldmuis.
''Inderdaad, ik geloof dat we hem moeten helpen.'' zei Kerkuil.
''Maar HOE dan?'' zei Hert's broer, verbaasd door de naïviteit van de rest. ''We kunnen geen wonden verzorgen.''
''Als jij, Vos, mijn geliefde, Das en ik allemaal samenwerken, kunnen we hem naar een schuur slepen een paar meter verderop. Indien nodig geven we hem een por dat hij wakker wordt. Maar zijn wonden zal hij inderdaad alleen moeten verzorgen. En jij zult ook helpen, anders verraad je de groep en zullen we je moeten verbannen.''
''Goed dan, goed dan.'' snoof Hert's broer.
''Mooi. De kleinere dieren zullen meegaan. Zelfs al kunnen ze waarschijnlijk niet helpen. Ik wil niet opnieuw de helft van de groep kwijtraken.''
En zo vertrok het gezelschap om een mens te gaan helpen.

''Is dat hem?'' zei Kerkuil toen hij iemand zag liggen in de bossen.
''Ja. Hij ziet er nog gezond uit. Als we hem met vijf bij zijn kledij of haar kunnen slepen, kunnen we hem vervoeren naar deze schuur. Daar zal hij veilig en proper zijn.''
Dus zoals Hert had gevraagd zetten Das, Vos, Hert, zijn vrouw en broer hun tanden in hun kledij en begonnen hem te slepen naar de schuur. Hert's broer zal misschien 'per ongelijk' in zijn arm te bijten maar het ging vlotjes. Met de kleinere dieren en vogels die morele support gaven aan de rest was de klus in tien minuten geklaard. Hij lag terug in het hooi met zijn rug tegen de muur. Er hing gedroogd bloed aan zijn kledij, maar er liep nog steeds vers bloed uit de wonde. Misschien was het maar best dat hij op zijn buik is gevallen waardoor het gras zijn wonde had bedekt er er minder bloed uitkwam.
''Dat ging gemakkelijker dan verwacht.'' zei Vos. ''En nu? Gaan we terug naar onze boom?''
''Gaan jullie maar.'' zei Hert. ''Ik por hem wel wakker.En ik wil niet dat er hier een hele bende staat als hij wakker wordt.''
Iedereen behalve Hert verliet de schuur en zouden buiten op hem wachten.
Hert gaf hem herhaaldelijk een paar harde porren in de zijde van de man. Het werkte: hij kreunde zacht en begon met zijn hoofd te bewegen.
''Succes, redder. Ik zal je nooit vergeten.'' zei Hert plechtig en rende de schuur uit.

''En?'' vroeg Hert's vrouw. ''Wordt hij wakker?''
''Ik hoop het. Hij lijkt me een goeie man, die zorgt voor dingen waar hij om geeft. Nooit gedacht dat ik dit over een mens zou zeggen.''
''Je maakt je teveel zorgen, zoals altijd. Alles komt heus wel goed.. Agalloch.''
Hert grijnsde. Het was een hele lange tijd geleden dat hij zijn ware naam had gehoord. Niemand behalve zijn vrouw en broer, die Argalloch heette, kende die naam. Voor de rest van de groep zou hij altijd 'Hert' blijven. De groep dieren trok terug naar de berg, om de volgende ochtend verder te reizen onder de leiding van Agalloch.

________________________________
Een paar duwen tegen Tyrs zijde en een vreemd, burlend geluid wekte hem. Een paar seconden lag hij met zijn ogen gesloten in het hooi, en toen herinnerde hij zich wat er gebeurd was. De jager, de schotwonde en dat hij was flauwgevallen... in het gras, niet zo ver van de schuur. En toch was hij wakker geworden in de schuur. Een zwaar spoor in de vorm van zijn lichaam liep door de schuur naar de plaats waar hij nu lag, en hij had vreemde tandafdrukken in zijn linkerarm. Wat voor bizarre dingen er gebeurd waren toen Tyr bewusteloos lag zouden voor altijd een raadsel blijven voor hem. Zijn eerste prioriteit was die kogel uit zijn schouder te krijgen. En sinds er geen pincet of iets soortgelijks in de buurt was, was er maar één optie over: met zijn vingers. Hij had de dolk van de jager nog steeds bij.
''Ik ga hier werkelijk spijt van krijgen.'' mompelde hij tegen de dolk.
De houder plaatste hij tussen zijn tanden en met zijn duim en zijn wijsvinger ging hij in de wond, om die kogel uit zijn vlees te krijgen. Het was een ware kwelling. Hij schreeuwde luid maar beet stevig op de houten houder door. Tranen van pijn ontsnapten uit zijn ogen. Een paar seconden leken een hele tijd te duren, maar hij vond lood tussen vlees en trok het er zo snel mogelijk uit. Eens het eruit was gooide hij de kogel zo ver mogelijk weg en spuwde hij de dolk uit, waar nu zijn eigen tandafdrukken in stonden. Het beste waarmee hij de wond voorlopig kon stelpen waren zijn eigen kleren. Hij drukte zijn mouw stevig tegen de wonde. Er kwamen voetstappen bij de schuur. Het was onduidelijk of het een persoon of een dier was, maar Tyr was nog steeds paranoïde door het feit dat hij een halve dag achtervolgd was geweest door jagers.
''Kom tevoorschijn.'' sprak hij. Tussen de zonnestralen die in de schuur gluurden kwam er een gedaante tevoorschijn...

[Totale woorden aantal met de lyrics: 5.869
Aan deze post is gewerkt van 30.7.13 tot 6.8.13 en is de inspiratie voor een verhaal over de gebroeders Agalloch en Argaloch die ik waaschijnlijk voor mezelf ga schrijven.
Bij de lyrics vind je ook een video naar het lied zelf, met de respectabele artiesten en schrijvers van de lyrics. Bedankt voor het lezen. =)]
Terug naar boven Ga naar beneden
http://flightrising.com/main.php?p=lair&tab=userpage&id=

Vandraren (De zwerver)

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Terug naar boven
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Perished :: ... :: Annona fields-