Nieuwsgierig sprong Red geruisloos naar een boom toe. De bladeren die in een reliëf van kleuren een prachtige dood stierven, maskeerde het geluid van haar poten op het pad en verwonderde haar steeds weer als ze zich losmaakte van de takken of in het rond zweefden met behulp van de wind. Het zag er prachtig uit. Overal om haar heen welde de kleuren op als kleurrijke regen en verdwenen toen even snel als het gekomen was weer. Ze maakte vrolijke sprongen tussen de bomen door en kom maar geen genoeg krijgen van het effect dat het had. Een plotselinge golf van vermoeidheid overspoelde haar en ze wankelde even op haar nog onhandige poten. Ze kon een gaap niet onderdrukken, hoewel ze dat wel steeds had gedaan, stug volhoudend dat ze niet moe was en niet hoefde te gaan slapen. Er was nog zo veel te ontdekken! Waarom zou ze alles missen door haar ogen dicht te doen? Toen konden haar poten Red niet meer dragen en gaf ze met een zucht aan haar vermoeidheid toe.
Ze werd wakker onder dezelfde boom als waar ze in slaap was gevallen. Dat was niet altijd voorgekomen. Verdwaasd keek ze om zich heen, op zoek naar wat haar zojuist had wakker gemaakt. Om haar heen was niets dan de gebruikelijke bladeren. Ze legde haar kop weer op haar poten en deed haar ogen dicht. Maar haar oren bleven gespitst omhoog staan, scherp luisterend. Meteen opende ze haar slaperige ogen weer toen ze iets achter zich hoorde ritselen, alert nu. Ze tuurde onopvallend tussen de bomen door. Was er iemand? "Ha... Hallo? Is daar iemand?" Haar angstige, kleine stem echode door het arboribus, terwijl ze ineengedoken afwachtte.