De dag had zijn belofte nagekomen zoals het al bij de zonsopgang leek te worden. Er was weer een rustige dag voorbijgegaan, een goede start van het begin van de lente. Een klein, koel briesje stond op bij de zee, en het was een mooi uitzicht vanaf het strand. De horizon was oranje-rood, van de zon die nog maar net was ondergegaan. Een zwarte gedaante stond op het strand, te kijken naar de horizon. Ook al zag hij er vredig uit, dat was slechts bedrog van het zicht. Ook al stond hij aan de goede kant, hij kon met een haal van zijn poot je keel doorsnijden, en voor je het weet was je dood op de grond. Zijn goudgele ogen staarden voor zich uit, maar konden je ziel doorboren met een furieuze, boze blik. Maar nu, hoefde je niet bang voor hem te zijn. Rustig stond Fallen star op, ook wel Fall genoemd. Hij stak zijn kop op, en sloot zijn ogen om te genieten. Het kleine briesje streek door zijn vacht, en zorgde ervoor dat hij afkoelde van de hete dag die zojuist was gepasseerd. Fall had niet veel gedoe gehad vandaag, er waren geen roofdieren die zijn prooi wouden stelen of hem gewoon bevochten, ook al won hij de meeste gevechten. Een groot litteken kruiste over zijn rechterschouder, een keer opgelopen in een gevecht met een grote jaguar. Hij had gelukkig kunnen winnen, maar dat grote litteken had hij gewoon niet kunnen voorkomen. Hij wist dat die jaguar nu leefde als een Last chance, en misschien ooit zou terechtkomen in de onderwereld als een Sinner. En een ding kan ik je vertellen: daar had de zwarte wolf totaal geen zin in. Hij besloot een wandelingetje te maken langs de kust, en zijn poten kwamen langzaam in beweging, als een oude, pruttelende roestbak. Hij was moe, hij had de hele dag gerend uit vreugde dat er eindelijk een dag in zijn leven was waar hij kon van genieten, en dat is natuurlijk iets waar je van wilt profiteren. Als je slim bent dan. Tot nu toe had de zwarte wolf niet goed op de omgeving gelet, maar nu hij zijn oren spitste en even goed rondkeek, kon hij meer ontdekken dan dat hij gedacht had hier te vinden. In een boom, zat een kleine blauwe vogel op hem neer te kijken, met zijn vleugels gespreid. Eerst dacht Fall dat het net in het water was geweest en zijn vleugels aan jet drogen was, maar toen hij goed luisterde kon hij kleine piepjes om hulp horen. Fall probeerde langs het grote, blauwe, beveerde vogeltje te kijken, en ja hoor; daar zat een vrouwelijke vogel op een nest gemaakt van mos en gras, en een klein, kaal kopje stak onder moeders vleugel uit. Van buiten keek het zwarte dier gewoon koel en kalmpjes naar de dieren, maar van binnen lachte hij. Hij kreeg een warm gevoel bij de gedachte dat hij óók ooit onder de vacht van zijn moeder had gelegen, melk drinkend en rustig slapend, wetend dat er geen roofdieren konden rijken onder de vacht van zijn moeder. Een trieste glimlach sierde op zijn gezicht, en hij keek naar de vader die zijn vleugels langzaam liet zakken, wetend dat dit dier slechts bleef staan om te kijken, en dat zijn buik al gevuld was. 'Rustig maar, ik zal jou geen kwaad doen. Ik eet geen vogels. Te veel veren. Bovendien heb ik al gegeten' sprak hij rustig. Wat het grappige was was dat hij de waarheid sprak, na een keer een hap van eenmus genomen te hebben, is hij er op een keer na meen gestopt. Ooit in een sneeuwstorm, en er weinig oftewel geen voedsel was, was hij gedwongen een gier te vangen. Plukken was al heel veel moeite, maar er waren ergere dingen; hij stonk verschrikkelijk naar rottend en dood vlees, en na al die moeite van plukken van veren, smaakte hij ook nog eens walgelijk. Het enige voordeel was dat hij een gevulde maag had tot na de storm, want toen had hij alles uitgebraakt. Dus hij had zichzelf het idee gegeven dat vogels gewoon niet de beesten waren die voor zijn maag bestemd waren. Toen gebeurde er iets wonderlijks; de vogel vloog naar beneden, en streek verderop neer. Hij keek de wolf met een schuine kop aan, deels vragend of het roofdier nu op hem af zou stormen. Fall glimlachte en zei: 'Zie je? Voor mij hoef je geen angst te hebben. Ik zal jou niet opeten, hoor. Ik lust jou toch niet' Hij maakte een soort spugend geluid om het allemaal te bevestigen. Hij rekte zich uit, en keek weer naar de horizon. Tegen die tijd aan begon het rood-oranje kleurtje in de lucht donkerder en blauwer te worden, tot het was weggevaagd. De eerste sterren begonnen al aan de hemel te verschijnen, en de maan verspreidde een wit licht over het land achter hem. Hij spitste zijn oren bij een geluid, en hij keek opzij. Tot zijn verbazing was de vogel naast hem gaan zitten, en keek met hem mee. Achter hem klonk ook geritsel. 'Ik denk dat het beter is als je gaat. Misschien is dat een roofdier die wél vogels eet' De vogel vloog weg. Nu stond hij op, en draaide zich om naar het geritsel vandaan kwam. Hij kon al vanaf het strand zien dat er twee ogen, licht gevend in het schijnsel van het maanlicht. Hij keek terug, en probeerde zijn "zielen-brandende" blik op te zetten, en zoals gewoonlijk lukte dat. Tegenstanders werden daar soms door af geschrokken, maar wat altijd in ieder geval wel zo was: de tegenstander wist dat hij gezoen was en de kans liep in gevaar te zijn. Groot gevaar wel te verstaan met zo'n wolf voor je neus. Hij liep langzaam op de bosjes af, en de haren in zijn nek stonden overeind. 'Wie is daar! Laat je zien!' blafte hij, maar tegelijk kon je ook horen dat als je geen verkeerde bedoelingen had dat je veilig was.
Words: 1015 Tags: Open Notes: RECORD POST!!!!